Pedagogisch werkplan
Opvoedingsdoel in de interactie tussen mij en het kind.
Zo bereik ik een gevoel van emotionele veiligheid:
– Wie is de vaste verzorger?
Elsemieke de Knikker-Marelis is de gastouder.
Huisgenoten: Ruben de Knikker (echtgenoot), Sam de Knikker (08-03-2014), Emma de Knikker (01-10-2016).
– Hoe communiceer je met het kind?
Ik communiceer in begrijpelijke taal met de kinderen. Waar mogelijk op ooghoogte. Ik geef ruimte aan dingen als eigenheid en verdriet, en ik troost waar nodig.
– Hoe organiseer je de dagelijkse gang van zaken rond het kind?
Iedere dag verloopt in dezelfde volgorde. Dit zorgt voor voorspelbaarheid en kweekt vertrouwen. Dit draagt enorm bij aan emotionele veiligheid.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van persoonlijke competentie:
– Hoe bied je uitdaging aan het kind?
Door soms net iets meer te vragen dan het kind gemakkelijk kan.
– Hoe begeleid je het kind?
Door te kijken naar waar de ontwikkeling is en hoe ik die zou kunnen stimuleren.
– Hoe stimuleer je het kind in zijn/haar kunnen?
Complimenteren, belonen, gesprekken aan te gaan en door te vragen.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van sociale competentie:
– Hoe begeleid je de interactie tussen de kinderen onderling?
Door te observeren en waar nodig bij te sturen, uit te leggen, te bemiddelen.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling in het eigen maken van waarden en normen:
– Wat zijn de basis omgangsvormen onderling?
Elkaar geen pijn doen, niemand buitensluiten, elkaar helpen, naar elkaar luisteren (nee is nee, stop hou op).
– Hoe laat jij het kind jouw normen en waarden zien?
Ik leg ze uit wanneer ze voorkomen en ik leef ze voor. Op die manier laat je zien hoe het moet, dat is het meeste waard en daar leren kinderen het snelste van.
– Hoe geef je grenzen aan?
Door duidelijk en consequent te zijn en ook uit te leggen waarom die grenzen er zijn. Van tevoren een situatie of activiteit uitleggen met de bijbehorende regels. Wanneer kinderen herhaaldelijk een grens overgaan en er al een paar keer gewaarschuwd is, haal ik het kind even uit de situatie. Wanneer een gesprek mogelijk is volgt dat en kan het kind weer verder. Anders eerst even tot rust komen.
Opvoedingsdoel in de binnen- en buitenruimte
Zo bereik ik een gevoel van emotionele veiligheid:
Welke ruimtes worden waarvoor gebruikt?
Woonkamer voor spel, eten en activiteiten. De woonkamer is zo ingedeeld dat ze aan tafel of op de grond kunnen spelen. Rustig een boekje lezen kan op de bank. Zo is er keuze en kan het kind kiezen wat op dat moment het beste bij hem past.
De wc voor wc-gebruik en de logeerkamer voor slapen.
Daarnaast gaan we iedere dag naar buiten.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van persoonlijke competentie:
– Sluit de ruimte aan op de ontwikkelingsbehoefte van ieder kind?
Ja. De kinderen kunnen zelf speelgoed kiezen en pakken en daar vrij mee spelen. Begeleid klein spel gebeurt aan tafel.
– Is er genoeg ruimte voor grove motoriek?
Er is een Pikler-driehoek met glijbaan. Ook zijn er ‘rivierstenen’ om overheen te lopen. Daarnaast spelen we veel in de speeltuin voor de deur.
– Kan het kind zijn fijne motoriek oefenen?
Er wordt dagelijks gekleurd of getekend, maar ook activiteiten met klein materiaal.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van sociale competentie:
– Kunnen de kinderen in kleine groepjes iets ondernemen?
Er staat een winkeltje in de hoek met attributen. Daarnaast spelen we regelmatig spelletjes met een paar tegelijk. Met het spelmateriaal uit de kast wordt ook veel samen of naast elkaar gespeeld.
Er is geen box voor de baby’s omdat ik het belangrijk vind dat kinderen rekening leren houden met elkaar.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling in het eigen maken van waarden en normen:
– Zijn er afspraken over de ruimte?
De kinderen mogen niet in de keuken komen. Dat is geen speelplek. Als een kind ergens mee speelt ga je iets verderop als je iets anders wil doen.
– Hoe houd je de ruimte leefbaar en aangenaam?
Door kinderen te leren iets op te ruimen voor ze met iets anders willen spelen. Daarnaast door gezamenlijk op te ruimen voor eetmomenten.
– Zijn er wel eens uitzonderingen?
Ja. Soms wordt er iets gebakken en mogen de groteren om beurten helpen. Hierbij leg ik dan gelijk uit dat ze nu alleen voor deze activiteit in de keuken mogen en verder niet.
Opvoedingsdoel in de groep
Zo bereik ik een gevoel van emotionele veiligheid:
– Hanteer je een minimum aantal uur dat een kind aanwezig moet zijn?
Ja. Een kind komt minimaal 1x in de week en bij een intakegesprek geef ik altijd duidelijk aan dat als ik merk dat het niet goed genoeg gaat met 1x in de week dat er bijvoorbeeld een ochtend bij moet. Het is van het grootste belang dat een kind zich op zijn gemak voelt, anders ontwikkelt het zich niet of te weinig.
– Hoe hou je rekening met de groepssamenstelling?
Ik werk niet met flex contracten. Op deze manier zien de kinderen meestal dezelfde kinderen en ouders, uitzonderingen zoals ruilen daargelaten. Daarnaast hou ik de leidster-kindratio in acht door maar 6 kinderen te hebben inclusief eigen kinderen onder de 10 jaar. 6 kinderen waarvan 5 onder de 4, waarvan 4 onder de 2, waarvan 2 onder de 1.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van persoonlijke competentie
– Hoe zorg je ervoor dat het kind kan omgaan met bekende leeftijdsgenoten?
Door steeds dezelfde groepssamenstelling dankzij vaste dagen te hebben leren kinderen elkaar goed kennen.
– Hoe gebruik je de groep als leeromgeving voor het kind?
In het samenspel leren kinderen enorm veel. Denk aan het delen van speelgoed, wachten, baas spelen, oudste of juist jongste zijn, omgaan met baby’s.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van sociale competentie
– Hoe kan een kind deelnemen aan groepsgebeurtenissen?
Ieder eetmoment is een groepsgebeurtenis. Ieder kind is daarbij, kleine baby’s uitgezonderd wanneer ze slapen.
– Hoe begeleid je tafelgesprekken?
Door te zorgen dat iedereen aan beurt komt, door kinderen aan te leren dat we naar elkaar luisteren en elkaar uit laten praten. Het is erg belangrijk aan de kinderen goed voor te doen hoe dit moet. Daarnaast kun je gelijk voordoen hoe je actief moet luisteren, aandachtig zijn, doorvragen, samenvatten enzovoorts. Zo voelen ze zich echt gehoord.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling in het eigen maken van waarden en normen.
– Hoe komen kinderen in aanraking met verschillende levensopvattingen?
Het merendeel van de kinderen is christelijk. We bidden voor het eten. Er is ook een gezin wat niet christelijk is, zij bidden niet voor het eten. Het valt de kinderen wel eens op en dat nodigt altijd uit tot fijne gesprekken.
– Maak je ruimte voor kringgesprek?
Jazeker, meestal tijdens eetmomenten.
– Zijn er afspraken over omgangsvormen in het gesprek en de groep?
We luisteren naar elkaar en laten elkaar uitpraten.
Opvoedingsdoel met het activiteitenaanbod
Zo bereik ik een gevoel van emotionele veiligheid.
– Maak je gebruik van een vaste dagindeling?
Ja. Dit zorgt voor voorspelbaarheid.
– Is er ruimte voor individueel spel en samenspel?
Altijd. De kinderen spelen vaak vrij. Daarbij zijn ze ook vrij om samen of individueel te spelen. Aan tafel en/of tijdens gestructureerde activiteiten wordt dit extra begeleid.
– Hoe zorg je ervoor dat een kind zich kan concentreren op zijn spel.
Door bijvoorbeeld te zorgen voor weinig afleidingen en te helpen met het kiezen van een geschikte plek.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van persoonlijke competentie.
– Sluit de activiteit aan bij het ontwikkelingsniveau?
Ik werk graag met het comfort/stress/stretch zone systeem. Hiervoor moet je het kind goed kennen zodat je signalen op kunt pikken die aangeven in welke zone het zit. Concreet betekent dat dat ik werk met thema’s die zich aansluiten bij de belevingswereld van het kind. De activiteiten zijn gericht op hun niveau en helpen het kind te leren en uit te dagen.
– Welk ontwikkelingsgebied stimuleer jij?
Ik observeer vrij spel en bied activiteiten aan op de ontwikkelingsgebieden die wat extra ondersteuning nodig hebben. Ik kijk dan naar grove en fijne motoriek, sociaal-emotionele ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling.
– Heb je speelgoed gesorteerd op activiteit?
Ja. In de kast waar ze zelf mogen pakken liggen auto’s, boekjes, blokken, duplo, babyspeelgoed en verkleedkleren. In de andere kast puzzels en dergelijke. In een hoek staat een winkeltje met kookspulletjes en eten. Ontwikkelings materiaal wat aan tafel gebruikt moet worden mag niet zomaar gepakt worden omdat dit vaak begeleid moet worden.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van sociale competentie.
– Hoe zorg je ervoor dat je activiteit aanzet tot samenspel?
Door kinderen van ongeveer dezelfde ontwikkelingsfase waar mogelijk bij elkaar te zetten. Zij stimuleren elkaar dan extra tot ontwikkeling. Daarnaast is er veel materiaal dat uitnodigt tot fantasiespel.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling in het eigen maken van waarden en normen.
– Wat voor activiteiten organiseer je die aansluiten op gebeurtenissen uit het echte leven?
De thema’s worden meestal aangepast op dingen als seizoenen, feesten etc. Zo leren kinderen dat er eren volgorde in het jaar is en dat ieder seizoen zijn eigen feesten en bijvoorbeeld weer met zich meeneemt. Daarnaast kijk ik naar ieder kind op zich. Gaat een kind verhuizen of komt er een broertje of zusje dan pas ik mijn themakeuze daar op aan.
– Breng je wel eens een bezoek aan plaatsen waar iets gebeurt?
We gaan wel eens boodschappen doen of naar de bibliotheek maar verder wonen we in een klein dorp waar door de week niet zoveel gebeurt.
– Hoe breng je terugkerende vaste momenten tot een sociaal gebeuren?
Door ze gezamenlijk te doen. Samen opruimen, samen aan tafel gaan, samen brood smeren.
Opvoedingsdoel met het spelmateriaal
Zo bereik ik een gevoel van emotionele veiligheid.
– Is het duidelijk welk speelgoed gebruikt en zelf gepakt mag worden?
Ja. De dingen die onbeperkt gepakt mogen worden liggen in dezelfde kast aan dezelfde muur. De puzzelkast staat in de keuken dus dat moeten ze even vragen.
– Hoe begeleid je het kind in zijn spel?
Alleen wanneer nodig. Wanneer ik bijvoorbeeld zie dat een kind vastloopt en niet weet hoe hij met het speelgoed kan spelen of als samenspel niet lukt of als er gegooid wordt met speelgoed. Verder probeer ik zo min mogelijk te begeleiden omdat de kinderen niet perse op een of andere manier met het speelgoed moeten spelen.
– Heb je speelgoed gesorteerd op leeftijd?
Ja, maar alles is door iedereen te pakken. Een baby speelt heel anders met een auto dan een drie-jarige en dat mag. Klein materiaal wordt weggehouden bij baby’s.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van persoonlijke competentie.
– Is er spelmateriaal aanwezig dat past bij de ontwikkelingsfase die uitdaagt tot fysiek en geestelijk spel?
Er is materiaal voor alle leeftijden. Denk bijvoorbeeld aan puzzels voor een baby tot voor een vier-jarige. Gezelschapsspelletjes van 2 tot 12 jaar, rollenspel materiaal van winkeltje tot poppen tot verkleedkleren tot doktersspullen. Daarnaast nog materiaal voor de cognitieve ontwikkeling van 2 tot 12 jaar en voorleesboekjes voor alle leeftijden. Duplo en houten blokken, treinbaan en materiaal voor het stimuleren van de grove motoriek binnen. Speelgoed voor zowel individueel spel als samenspel. Speelgoed voor zowel jongens als meisjes, ook al maak ik daar niet echt een scheiding tussen.
Daarnaast observeer ik veel om interesses te ontdekken van de kinderen waardoor ik ook een behoefte zie voor een bepaald soort speelgoed. Dit kan ik dan aanbieden of eerst aanschaffen wanneer nog niet aanwezig.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling van sociale competentie.
– Is er materiaal wat aanzet tot gezamenlijk spel?
Het rollenspel materiaal nodigt erg uit tot samenspel. Ook buiten met de wip bijvoorbeeld.
Door te observeren kan ik ook bij deze competentie inschatten of er aanvullend spelmateriaal nodig is.
Zo stimuleer ik de ontwikkeling in het eigen maken van waarden en normen.
– Welke normen en waarden hanteer je ten opzichte van het spelmateriaal?
Ik vind het belangrijk dat kinderen zuinig zijn op hun en andermans spullen. Verkwisting is zonde. Dus leer ik ze goed om te gaan met het materiaal. Concreet betekent dit dat ze niet met speelgoed mogen gooien en dat het opruimen secuur gebeurt zodat alle onderdelen erbij zitten.
Dagindeling:
06:30 Vrij spel bij binnenkomst
07:30 Ontbijt
08:10 Naar school
09:00 Vrij spel
09:30 Fruit en voorlezen of liedjes zingen
10:15 Vrij spel of thema activiteit
11:00 Lunch
11:30 Bedtijd en tijd voor rustige activiteit (leeftijdafhankelijk)
13:15 Uit bed
13:40 Naar school
14:20 Crackers/rijstewafels eten
14:50 Vrij spel binnen/buiten of thema activiteit
16:30 Koekje eten
17:00 Rustige activiteit aan tafel
17:30 Iedereen is opgehaald